Woede en verdriet over valse start in Nederland dreunen nog altijd na bij tweede en derde generatie Ambonezen
Olof van Joolen voor De Telegraaf 4 november 2017
Een doorbraak. Zo ervoeren veel Ambonezen de toenadering van Defensie deze week. Er komt een officiële ontvangst als blijk van erkenning voor Molukse veteranen die dienden in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Ze werden afgedankt nadat ze bereid waren geweest hun leven op het spel te zetten voor volk en vaderland. De woede en het verdriet daarover dreunen tot de dag van vandaag door bij kinderen en kleinkinderen.
’Weet je wat het ergste is dat een Molukse zoon kan overkomen?”, vraagt Leo Reawaruw (57) hardop zonder een specifiek iemand in het gezelschap aan te spreken. „Zijn vader zien huilen”, beantwoordt hij zijn eigen vraag. „En ik heb mijn vader zien huilen.”
’Weet je wat het ergste is dat een Molukse zoon kan overkomen?”, vraagt Leo Reawaruw (57) hardop zonder een specifiek iemand in het gezelschap aan te spreken. „Zijn vader zien huilen”, beantwoordt hij zijn eigen vraag. „En ik heb mijn vader zien huilen.”
Gezagsgetrouw
Vader Tahalele hoort bij de Ambonezen die in 1951 met troepentransportschepen naar Nederland worden gebracht. Het is een dienstopdracht en gezagsgetrouw als de militairen waren, volgen ze die op. Om vaak al aan boord te horen dat ze zijn ontslagen. Hun Nederlandse leven gaat op pauzestand voor het goed en wel is begonnen. Werken mogen ze de eerste jaren niet. Als statelozen kunnen ze niet terug naar huis. Wonen doen de Ambonezen – zoals ze zelf liever zeggen dan Molukkers – in kampen. Meestal voormalige concentratiekampen zoals Vught, Amersfoort en Westerbork. Vanwege hun naargeestige verleden krijgen die kampen een nieuwe naam.
„Wij woonden in Schattenberg, het oude kamp Westerbork”, vertelt Doortje Tahalele. Hoewel het leven er hard is, koestert ze mooie herinneringen aan haar jeugd. Pas als tiener begint ze te merken dat er iets in haar familie en bij de buren aan de hand is. Iets wat lastig te duiden valt omdat haar zwijgzame vader het er nooit over heeft. Het sentiment wordt sterker als het gezin weg moet uit Schattenberg en verhuist naar de eerste Molukse wijk in Assen.
„Mijn vader wilde dat niet omdat hij was blijven vasthouden aan het idee dat we hier tijdelijk waren. We zouden teruggaan naar Ambon”, legt de middelste van elf kinderen uit. „Toen we vanwege de verslechterende gezondheid van mijn moeder naar Assen moesten, betekende dat een stap verder weg van terugkeer. Mijn vader deed het omdat het beter was voor zijn vrouw en gezin, maar hij wilde niet”, vertelt ze.
„Hij bleef hier een buitenstaander. De Nederlandse taal heeft hij nooit willen spreken. Als er bij ons thuis werd gebeld en het was iemand die in het Nederlands begon, gaf hij de hoorn aan mij, mijn broer of zus. Hij kreeg wel werk als timmerman. Maar toen pa daar probeerde Nederlands te spreken, maakten zijn collega’s grapjes om hoe hij praatte. Daarna heeft hij het nooit meer willen proberen. Uit boosheid? Ja, hij was wel boos over wat er was gebeurd. ’Ze hebben ons in de steek gelaten’, zei mijn vader altijd. Maar dit was vooral schaamte.”
De verhoudingen in de Molukse gemeenschap gaan in de jaren zeventig naar een kookpunt. De eerste generatie zit weliswaar vol wrok en woede en verlangt intens naar de eigen staat die is beloofd, maar verder dan demonstraties en het aanbieden van petities op het Binnenhof komen ze niet. Gedisciplineerd als ze zijn marcheren de veteranen daarna keurig af zonder iemand kwaad te doen. Hun zonen en dochters zien achter de voordeur het verdriet. Geïnspireerd door de tijdgeest die bol staat van de linkse terreurbewegingen zoals de Palestijnse PLO en de Rode Brigade in Duitsland gaan ze over tot harde acties. De eerste – een gijzeling – heeft plaats in Wassenaar. Molukse jongeren bestormen in 1970 de ambtswoning van de ambassadeur en nemen aanwezigen in gijzeling. En route schieten ze een politieman die er de wacht houdt dood.
„Mijn broer wilde aan Wassenaar meedoen”, vertelt Doortje met lichte schaamte. „Gelukkig kwamen we er op tijd achter en heeft mijn vader het uit zijn hoofd weten te praten. Omdat hij het er niet mee eens was? Mijn vader keurde de harde acties af”, zegt ze na er even over te hebben nagedacht. „Maar hij begreep ze wel. Hij heeft op mijn broer ingepraat vanwege zijn veiligheid en de gevolgen die het voor hem op de langere duur zou hebben. Later was mijn broer hem er dankbaar voor, maar lange tijd niet. Hij ging zelfs ergens anders wonen. Wat voor mijn vader onverteerbaar was. Een zoon die niet onder zijn dak woonde.”
Fotorechten Rias Immink - Door Tahalele
Treinkaping
De eerste treinkaping in 1975 begroet volgens Leo Reawaruw en Doortje Tahalele vrijwel niemand in de Molukse gemeenschap met gejuich. Twee reizigers en een machinist worden geëxecuteerd. Kapers laten ze als oud vuil in het ballastbed van het spoor vallen. Ook de gijzeling van een school in Bovensmilde (1977) – die tegelijk met de treinkaping bij De Punt plaatshad – kan niet op genade rekenen. „Kinderen, hoe haal je het in je hoofd”, roept Reawaruw uit.
Over De Punt zijn de generatiegenoten minder negatief. Ze geloven oprecht dat de kapers de reizigers zonder ze iets aan te doen zouden hebben vrijgelaten. „Die hele trein zat vol afluisterapparatuur, dat wist de politie”, concludeert de activist. Hij haalt de woorden aan die volgens hem veel leden van de eerste generatie destijds in de mond namen. „Onze jongens zijn als honden afgemaakt, terwijl wij voor Holland hebben gemoord.” Voor die mening kan je volgens de twee in de jaren zeventig beter niet uitkomen. Het is een tijd waarin elke Molukker wordt gezien als potentiële terrorist.
In Assen maakt Doortje tijdens de nasleep van de acties een grootschalige doorzoeking van de Molukse wijk door. Een pantserwagen staat met het geschut op hun huis gericht. Militairen gaan van huis tot huis. Ondertussen wordt vader Tahalele steeds bozer. De kwaadheid van jaren borrelt omhoog. „Ik heb tegen pa gezegd: ga alsjeblieft op een stoel zitten want straks gaat het nog mis als je zo moppert. We moesten van hem weg bij de ramen omdat het gevaarlijk was. Uren hebben we in onze pyjama’s op de enig veilige plek gestaan: de trap”, vertelt de inmiddels gepensioneerde secretaresse.
In het dagelijks leven moet Doortje er op haar werk bij de Heidemij regelmatig aan geloven. Ze hoort steeds dezelfde flauwe grappen. „Zo blacky, ga je me gijzelen?” Inmiddels kan ze er wel om lachen. Leo Reawaruw kan als tiener geen Fries meisje tijdens het uitgaan aanspreken zonder dat het knokken met haar buurjongen wordt. Hij krijgt het voor zijn kiezen tijdens militaire dienst.
„Nee, dat was niet leuk nee… Voor mijn broer werd het te veel”, zegt de Leeuwarder. „Hij is afgekeurd op S5 (geestelijke klachten, red.). Mijn moeder zag dat als een enorme schande. ’Wij zijn al honderd jaar trouwe militairen’, zei ze. ’Hoe kan dit?’ Nog een oneervol ontslag, ze wist niet of ze het zou kunnen verdragen. Ik was heel bang dat ze zelfmoord zou plegen en dus liet ik me niet wegtreiteren. Nog een S5 was geen optie. Natuurlijk is het bizar dat ze zich zo druk daarover maakte, maar die trouw zit in de genen. Het is vooral volledige trouw aan het koningshuis”, analyseert Reawaruw.
Naïef
„Ambonezen zagen de regering die hen alles had aangedaan en het koningshuis niet als één geheel. Natuurlijk is dat vreemd. Dom zelfs misschien, maar het was zo. Weet je hoeveel Ambonezen Wilhelmina, Juliana, Willem of Johan heten? Daarom ook werd in 1975 het plan beraamd om Juliana te gijzelen. Een groep wilde de marechaussees bij paleis Soestdijk neerschieten en vervolgens met Juliana aan de thee. Zij zou het dan wel regelen. Volstrekt naïef natuurlijk, maar zo zagen ze het.”
Fotorechten Rias Immink - Lisa Tahalele
Lisa Tahalele knikt. Ze is meerdere keren op Ambon geweest en zag er in veel huizen een portret van Wilhelmina hangen. Als lid van de derde generatie groeit ze op in een echt Moluks nest. Haar vader is ex-KNIL-militair. Eerder trouwde hij met een Nederlandse. Lisa is het kind uit zijn tweede huwelijk. Lisa leeft in Drenthe een heel Nederlandse jeugd. Ze valt alleen op als enige met een kleurtje. „Ik was de enige Molukker van Appelscha”, zegt ze lachend. De verhalen over het KNIL en hoe de Ambonezen hier in Nederland zijn behandeld kent ze van haar vader.
„Hij is er lange tijd niet mee bezig geweest. De laatste jaren weer meer. Ook omdat wij een echt Ambonees gezin zijn”, legt de afgestudeerd ict’ er uit. „Het is goed dat het eerherstel er nu komt. Ja, dat is iets wat ook mij nog bezighoudt. Een vrije Republiek der Zuid-Molukken (RMS) blijft ook mijn ideaal. Ook al geloof ik niet in de RMS-regering in ballingschap. We gaan niet meer naar hun officiële bijeenkomsten. Het moment dat ik me voor het eerst echt bewust werd van mijn achtergrond was in de brugklas. In ons geschiedenisboek stond dat de Molukkers naar Nederland kwamen om een lief nieuw leven op te bouwen. Ik wist toen al dat het nogal anders lag…”
ONVERSCHROKKEN KRIJGERS
Met het Koninklijk Nederland-Indisch Leger (KNIL) hield Nederland 120 jaar lang de kolonie die later Indonesië werd onder controle. In de troepenmacht dienden zowel Hollanders als in Indië geboren beroepsmilitairen.
De KNIL-Ambonezen golden als echte frontliniesoldaten. Onverschrokken krijgers aan wie officieren graag de beroerdste klussen op het slagveld overlieten. Toen Nederland zich terugtrok uit Indië, waren nog 4000 Ambonezen onder de wapenen. Velen wilden graag vechten voor de onafhankelijkheid van hun eiland dat deel uitmaakt van de Molukken. Ons land voorkwam dat door de KNIL’ers met schepen te evacueren naar Nederland. Daar – en soms al tijdens de overtocht – werden de militairen ontslagen.
Ze hadden vooral de eerste jaren nauwelijks uitzicht op een normaal leven. Het zorgde voor oplopende spanningen. En het vormde de voedingsbodem voor de terroristische strijd die kinderen van KNIL-militairen in de jaren zeventig begonnen. Na de vooralsnog laatste terreurdaad – een gijzeling op het Drentse provinciehuis in Assen (1978) – werd het stil rond de Molukse zaak.
Tot nabestaanden van bij de treinkaping bij De Punt gedode kapers een rechtszaak aanspanden tegen de Staat. Ze eisen schadevergoeding omdat hun geliefden ten onrechte zouden zijn neergeschoten. De zaak bevindt zich in het laatste stadium.
Notitie van Maluku4Maluku voorafgaand aan Youtube
Stichting Maluku4Maluku opgericht 25 april 2018 zorgde er voor dat de KNIL Ambonezen erkenning kregen tijdens de Nederlandse Veteranendag. Ten overstaan van de voltallige Nederlandse regering in het bijzijn van Koning Willem-Alexander werden er woorden uitgesproken over het feit dat de Molukse veteranen een vergeten groep waren. Frontman van Stichting Maluku4Maluku Leo Reawaruw begeleidde veteraan bapa Mezak Bakarbessy en bapa Abe Paliama in de Ridderzaal. Later kreeg bapa Alex Kipuw in het binnenhof van de minister van defensie eindelijk na zeventig jaar zijn oorlogsmedaille. Terwijl er op het Malieveld en kerkdienst werd gehouden onder leiding van ds. Bram Nanuru en ouderling Sammy de Lima, muzikale ondersteuning was er van Suara Rebana o.l.v. Roos Leisiputty. Later werd er onder begeleiding van tweede generatie veteraan Ron Boom(moeder Sahetapy) andere Molukse veteranen naar een tribune geleid, waar zij de militaire parade konden zien waar Paliama en Bakarbessy in een jeep werden gereden. Emotionele en ook zo belangrijke dag voor de Molukse samenleving waar dan ook ter wereld. Er is een groep veteranen die geleid worden door personen uit de luchtmacht, zij pretenderen zich hebben ingezet voor de eerste generatie. Er is geen enkele feit te benoemen dat deze personen iets achter de schermen iets hebben betekend voor het tot in stand komen van de erkenning. De waarheid is de waarheid, en mag niet verdraaid worden. Niets is wat het lijkt, trap er niet in!